Is er verschil in risicofactoren die ME/cvs onderscheiden van ernstige vermoeidheid? Of is ME/cvs een ernstiger vorm van ernstige vermoeidheid?
Er werd een studie gedaan door o.a. Komaroff naar risicofactoren om later ernstige vermoeidheid te hebben en deze werden vergeleken met risicofactoren om ME/cvs te krijgen.
Om te bepalen of ME/cvs “slechts een extremere vorm van vermoeidheid is of een kwalitatief verschillende aandoening”, zochten de onderzoekers naar risicofactoren voor ME/cvs en voor Ernstige Vermoeidheid (gebruikmakend van de CDC criteria).
Different risk factors distinguish myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome from severe fatigue
(verschillende risicofactoren onderscheiden ME/cvs van ernstige vermoeidheid) een studie van Palacios et al, waaronder A. Komaroff gepubliceerd in “Nature”, 11 februari 2023.
Bij de studie werd gebruik gemaakt van de bestaande database met antwoorden van 41.802 vrouwelijke verpleegkundigen uit de VS. Van deze groep was gedetailleerde medische en leefstijl informatie verzameld in een database, met tweejaarlijkse vragenlijsten sinds 1989 en de studie duurde 20 jaar, tot 2009.
Deze groep werd uitvoerig bevraagd over leefstijl, dieet, medicatiegebruik, ziekten en medische aandoeningen.
In 2009 kreeg deze groep nogmaals een vragenlijst met daarin vragen specifiek over vermoeidheid, die relevant zijn voor de CDC criteria uit 1994 (Fukuda) voor ME/CVS of voor ernstige vermoeidheid, waaronder de datum waarop de klachten begonnen en of en wanneer de deelnemer ooit de diagnose ME/cvs had gekregen van een arts.
Ook werden er vragen gesteld over een aantal risicofactoren.
102 uit deze groep voldeden aan de criteria voor ME/cvs
522 aan ernstige vermoeidheid
41.178 geen significante chronische vermoeidheid
Resultaten van het onderzoek
1. Ouder worden hield sterk verband met risico op ernstige vermoeidheid, maar niet met het risico op ME/cvs
2. De BMI van beide groepen was vergelijkbaar, zowel op 18-jarige leeftijd als in de volwassenheid. Er was een sterk verband tussen een BMI groter of gelijk aan 25 en ernstige vermoeidheid. Er was echter geen verband met ME/cvs.
3. Een sterk verband werd gevonden tussen roken en ernstige vermoeidheid, maar er bestond geen verband met ME/cvs.
4. Matig gebruik van cafeïne werd in verband gebracht met een afname van het risico op ernstige vermoeidheid, maar gebruik van cafeïne hield geen verband met ME/cvs.
5. Mensen bij wie het gebruik van alcohol sterk was toegenomen liepen een hoger risico op ernstige vermoeidheid, maar niet een groter risico op ME/cvs.
6. Het ondergaan van hormoontherapie (aangepast voor menopause status) werd in verband gebracht met ernstige vermoeidheid, maar hield geen verband met ME/cvs.
7. Degenen die rapporteerden dat zij de diagnose infectueuze mononucleose hadden gekregen (d.w.z. de ziekte van Pfeiffer of Klierkoorts, doorgaans veroorzaakt door het Epstein-Barr virus (EBV), liepen een verhoogd risico op zowel ernstige vermoeidheid als ME/cvs. Er werden echter methodologische beperkingen vastgesteld. De onderzoekers stelden echter dat “een verleden met vaker voorkomende infectieziekten wordt gerapporteerd als risicofactor voor ME/cvs na mononucleose. Bepaalde symptomen tijdens acute mononucleose lijken ook risicofactoren te zijn, waaronder ernstiger vermoeidheid en gastrointestinale (maag/darm) en andere symptomen.”
Samenvattend vond het onderzoek “… dat ME/cvs en ernstige vermoeidheid verschillende risicofactoren hadden. Dit suggereerde dat de biologische wortels van ME/cvs verschillend kunnen zijn van die van de vaker voorkomende toestand van ernstige vermoeidheid. Evenals voorgaande onderzoekers hebben we ook een verhoogd risico gevonden op ME/cvs bij mensen met een historie van infectieuze mononucleose.”
Bron: https://www.nature.com/articles/s41598-023-29329-x?