Wat is wetenschappelijk onderzoek, hoe wordt het gedaan en hoe wordt het betaald?
Er wordt flink wat wetenschappelijk onderzoek gedaan naar oorzaak en behandeling van ME/cvs en een heel aantal patiënten volgt deze onderzoeken ook. Maar wat is nu wetenschappelijk onderzoek en hoe wordt dat uitgevoerd? Wie doet de onderzoeken en hoe wordt het onderzoek betaald?
Wat is wetenschappelijk onderzoek?
Wetenschappelijk onderzoek is onderzoek dat volgens bepaalde criteria, regels en methoden wordt uitgevoerd. Deze criteria, regels en methoden zijn ontstaan door ervaringen met het doen van onderzoek en het willen verkrijgen van goede resultaten als gevolg van een meting of een interventie.
Die resultaten zijn controleerbaar wat betekent dat je het onderzoek en de resultaten kunt controleren. Ook is het onderzoek herhaalbaar. Dat betekent dat je het onderzoek nog eens op dezelfde manier kan uitvoeren en dan krijg je dezelfde resultaten. Dit klinkt logisch, maar regelmatig krijg je niet dezelfde resultaten als je het onderzoek nog eens uitvoert omdat er toch net iets anders is gedaan of de omstandigheden bijvoorbeeld anders waren. Bij (bio)medisch onderzoek speelt dat nog meer: de ene groep proefpersonen kan toch anders zijn dan de andere groep proefpersonen, ondanks dat ze volgens bepaalde eisen zijn geselecteerd.
Wat is het doel van wetenschappelijk onderzoek?
Het doel van wetenschappelijk onderzoek is om meer kennis en begrip te krijgen van de wereld om ons heen. Met die kennis kunnen we vervolgens toepassingen maken die ons helpen.
Fundamenteel en toegepast onderzoek
Fundamenteel of zuiver wetenschappelijk onderzoek is onderzoek om kennis en begrip van fenomenen en vakgebieden te vergroten. Het heeft vaak geen vooraf vastgesteld praktisch doel. Toch komen er vaak praktische toepassingen voort uit de resultaten van fundamenteel onderzoek. Resultaten van fundamenteel onderzoek worden meestal met vakgenoten gedeeld via wetenschappelijke tijdschriften en conferenties. Voor wetenschappelijke onderzoekers is het aantal en de kwaliteit van publicaties dan ook een belangrijk doel: daaraan wordt afgemeten hoe goed de onderzoeker bezig is.
Toegepast onderzoek is gericht op het ontwikkelen of verbeteren van toepassingen. Daarvoor is kennis uit fundamenteel onderzoek nodig. Tegenwoordig is toegepast onderzoek vaak multidisciplinair, omdat er steeds meer kennis uit verschillende vakgebieden gecombineerd moet worden om een toepassing werkelijkheid te kunnen maken.
Epidemiologisch en klinisch onderzoek
Epidemiologisch onderzoek is onderzoek naar het voorkomen en de verspreiding van ziektes binnen en tussen groepen mensen. De onderzoekers proberen zo beter te begrijpen welke risicofactoren een rol spelen bij het optreden van ziektes. Deze informatie helpt bij het opstellen van preventieve maatregelen. Daarmee kunnen het voorkomen en de verspreiding van ziektes worden beperkt. Epidemiologisch onderzoek heeft niet als doel om de oorzaak van een ziekte aan het licht te brengen.
Klinische onderzoeken zijn medisch-wetenschappelijke onderzoeken bij mensen waarbij het doel is om medicijnen of behandelingen te testen. Als een medicijn of behandeling bij een meer fundamenteel onderzoek veelbelovend lijkt kan een klinisch onderzoek worden opgezet. Daarbij wordt dan gekeken of het medicijn of de behandeling helpt om mensen zich beter te laten voelen. Bij klinische onderzoeken wordt ook getest of deze medicijnen of behandelingen veilig zijn en of ze bijwerkingen hebben. Het kan zijn dat het resultaat is dat het geen verbetering oplevert of dat er ernstige bijwerkingen zijn.
Hoe wordt wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd?
Vaak wordt onderzoek gedaan met behulp van een interventie: je brengt een verandering aan in een systeem en kijkt wat er vervolgens gebeurt. Maar er wordt ook onderzoek gedaan door gewoon te kijken naar wat er te meten is in een systeem of in een groep patiënten. Er zijn heel veel verschillende meetmethodes die kunnen worden gebruikt en er wordt ook veel onderzoek gedaan naar het ontwikkelen van meetmethodes.
Als onderzoeker wil je dat wat je meet herhaalbaar is, dus dat het door jezelf of door anderen nog eens gedaan kan worden en dat dat dan dezelfde uitkomsten geeft. Je wilt ook zo min mogelijk invloeden hebben op je metingen die je niet zelf beheerst zodat je echt meet wat je wilt meten. Om dat goed te kunnen doen en om zo min mogelijk invloeden te hebben in de metingen scherm je dat wat je wilt meten zoveel mogelijk af en houd je alle omstandigheden zoveel mogelijk gelijk. Ook wil je dat de resultaten zijn wat je daadwerkelijk wilt meten. Dat is nog niet zo makkelijk: er zijn vaak verstorende invloeden of omstandigheden die je uit de resultaten moet zien te houden en waar je dus rekening mee moet houden.
Kortom, er zijn veel valkuilen waar je als onderzoeker rekening mee moet houden om goed onderzoek te doen en de juiste, goede en betrouwbare resultaten te krijgen. Daarom bestaan al deze criteria, regels en methodes.
Metingen en experimenten doen is duur en kost veel tijd. Daarom zal een onderzoeker eerst nadenken over een centrale vraag van zijn of haar onderzoek of een hypothese opstellen: een bewering over iets wat vervolgens via onderzoek wordt bevestigd of ontkracht. Dan zal een onderzoeker de wetenschappelijke literatuur doorzoeken om zoveel mogelijk kennis en resultaten te vinden die helpen bij het beantwoorden van de vraag. Ook gaan onderzoekers op zoek naar methoden en metingen om hun onderzoek uit te kunnen voeren om de vraag te beantwoorden. Als dat allemaal gedaan is kan het werkelijke praktische onderzoek beginnen. Het onderzoek wordt uitgevoerd en alle resultaten worden verzameld. Daarna worden de resultaten geïnterpreteerd: passen de resultaten bij wat er in de wetenschappelijke literatuur te vinden is? Kunnen de resultaten verklaard worden vanuit de theorie, zijn ze logisch? Als dat allemaal gedaan is kan de centrale vraag beantwoord worden of, als een hypothese was opgesteld, kan deze worden bevestigd of ontkracht. Dit alles wordt dan opgeschreven in een artikel voor een wetenschappelijk tijdschrift of in bijvoorbeeld een proefschrift.
Door wie wordt wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd?
Wetenschappelijk onderzoek wordt vaak uitgevoerd aan universiteiten en onderzoeksinstituten zoals TNO. Aan universiteiten wordt veelal meer fundamenteel onderzoek uitgevoerd. Veel (bio)medisch onderzoek wordt uitgevoerd aan universiteiten of in universitaire medische centra.
Onderzoek aan universiteiten is georganiseerd in faculteiten, die weer bestaan uit leerstoelen of vakgroepen. In deze vakgroepen vindt het onderzoek plaats. Aan het hoofd van een vakgroep staat vaak een hoogleraar, iemand die zijn of haar sporen verdiend heeft in de wetenschap en die de richting van het onderzoek van de vakgroep bepaalt en uiteindelijk verantwoordelijk is voor het onderwijs vanuit de vakgroep. Er zijn vaste medewerkers als universitair hoofddocenten (UHD) en universitair docenten (UD), die zowel onderwijs verzorgen als onderzoek doen. Zij begeleiden ook meestal de promovendi of aio’s die een promotieonderzoek uitvoeren en ze zijn zelf gepromoveerd. Ook zijn er vaak postdocs, mensen die net gepromoveerd zijn en die een tijdelijke aanstelling hebben en zo hun onderzoekservaring uitbreiden. De bulk van het onderzoekswerk wordt vaak uitgevoerd door promovendi. Zij doen promotieonderzoek onder begeleiding van bijvoorbeeld een UHD of UD. Over hun onderzoek schrijven zij een proefschrift dat ze openbaar moeten verdedigen. Als ze slagen mogen ze zich Dr of PhD noemen. Het is eigenlijk een opleiding tot onderzoeker. De universiteit krijgt een onderwijsbonus voor succesvol volbrachte promotieonderzoeken. Dat verklaart waarom veel onderzoek wordt gedaan door promovendi: het is een vorm van onderwijs, het levert een bonus op en promovendi zijn relatief goedkoop.
Bij onderzoeksprojecten bij universiteiten zie je vaak dat projecten in bijvoorbeeld 4 jaar worden uitgevoerd en typisch een bepaald bedrag kosten, want daar past een promotieonderzoek precies in.
Hoe wordt wetenschappelijk onderzoek betaald?
Voor wetenschappelijk onderzoek zijn er grofweg drie geldstromen waaruit geld kan komen voor onderzoek: eerste, tweede en derde geldstroom.
Eerste geldstroom geld is directe financiering vanuit de overheid. Hiermee worden het onderwijs, faciliteiten en een deel van het onderzoek betaald. Onderzoek betaald vanuit de eerste geldstroom is meestal het meest vrij en ongebonden: het is algemene financiering van onderzoek zonder specifieke opdracht. Dit is echter bij lange na niet genoeg om al het onderzoek van te betalen.
Tweede geldstroom geld komt vanuit subsidies vanuit de overheid, die verdeeld worden door organisaties zoals NWO, KNAW en ZonMw, maar ook lokalere subsidieorganisaties vallen hieronder. Vaak zijn deze organisaties gericht op bepaalde werkvelden of vakgebieden. Zo richt ZonMw zich op de zorgsector. Zij schrijven calls uit, oproepen voor onderzoeksvoorstellen of aanvragen voor een bepaald thema of onderzoeksonderwerp. Er staat beschreven waar onderzoeksaanvragen en -voorstellen aan moet voldoen om in aanmerking te komen voor een deel van die subsidie. Een flink deel van het onderzoeksgeld voor vakgroepen komt vaak uit deze tweede geldstroom. Deze subsidies zijn allemaal tijdelijk en bedoeld voor onderzoeksprojecten met een bepaalde termijn, maximaal zo’n 8 tot 10 jaar maar veel zijn voor rond de 4 jaar (de lengte van een promotieonderzoek). Sommige onderzoekers zijn heel goed in het schrijven van goede aanvragen of brengen een goede reputatie mee waardoor de kans groter is dat ze succesvol zijn bij zulke subsidieaanvragen. Meestal zijn er (veel) meer aanvragen dan dat er subsidie voor is, 10 of 20 % kans op succes (dus 10 tot 5 keer meer aanvragen dan er subsidie voor is) is niet vreemd.
Derde geldstroom geld komt van alle overige bronnen. Dat kunnen zijn Europese of wereldwijde subsidies, buitenlandse partneruniversiteiten, buitenlandse overheidsinstellingen, beurzen en geld van non-profitorganisaties en commerciële partijen. Die laatsten kunnen dat direct doen of via publiek-private organisaties en van particulieren.
Kortom, voor de financiering van een vakgroep is een deel vaste financiering en een vaak groter deel is tijdelijke financiering, waardoor onderzoekers altijd op zoek zijn naar een volgende financiering. De geldverstrekker (subsidieverstrekker of anderszins) bepaalt vaak wat de onderwerpen van onderzoek zijn voor het geld dat ze verstrekken. Onderzoekers zoeken dan subsidies met onderwerpen die zo goed mogelijk passen bij hun expertise en algemene focus.
Bronnen:
Definitie wetenschappelijk onderzoek:
https://hulpbijonderzoek.nl/online-woordenboek/begrippen/wetenschappelijk-onderzoek/
https://nl.wikipedia.org/wiki/Wetenschappelijk_onderzoek
Soorten wetenschappelijk onderzoek:
https://www.encyclo.nl/begrip/Fundamenteel_onderzoek
https://hulpbijonderzoek.nl/online-woordenboek/begrippen/fundamenteel-onderzoek/
https://www.epidemiologie.nl/activiteiten-2/onderzoek/
https://www.hartwijzer.nl/epidemiologisch-onderzoek
https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Klinisch_onderzoek
https://onderzoekvoormij.nl/nl/faq/wat-is-een-klinisch-onderzoek.html
Promotieonderzoek:
https://www.rug.nl/umcg/education/geneeskunde/junior-scientific-masterclass/mdphd-traject/wat-is-promoveren
https://www.uu.nl/organisatie/promoveren-aan-de-uu/vind-een-promotieplek/soorten-promotietrajecten
Financiering van onderzoek:
https://rsp.uva.nl/voorbereiden/financiering-aanvragen/financiering-aanvragen.html
https://vu.nl/nl/medewerker/rechtsgeleerdheid-wegwijzer/financiering-onderzoek-calls-rch
https://www.wur.nl/nl/over-wageningen/onze-waarden/onafhankelijkheid-onderzoek/financiering-universitair-onderzoek.htm