Interview met Dr. Jeroen den Dunnen
Datum: 27 maart 2024
AutonoME
Dr. Jeroen den Dunnen is immunoloog.
Hij heeft een onderzoeksgroep bij het Amsterdam UMC (locatie AMC) in Amsterdam.
Zijn groep bestudeert de rol van antilichamen bij infecties, bij reumatoïde artritis en inflammatory bowel disease. Het doel is nieuwe aangrijpingspunten voor behandeling te vinden bij deze ziektes.
Hij geeft leiding aan het onderzoeksproject AutonoME.
1. Kun je iets vertellen over jezelf?
Mijn vakgebied is de immunologie. Ik kijk hoe het afweersysteem zich kan beschermen tegen ziekteverwekkers, bijvoorbeeld bij hiv en tuberculose.
Mijn promotieonderzoek was gericht op antistoffen. Tegen elk beestje (virus, bacterie) kun je antistoffen maken. Als postdoc heb ik mij gericht op de positieve werking van antistoffen.
Maar er zijn ook nadelige effecten mogelijk. Dan richten de afweerstoffen zich tegen het eigen lichaam. Dat zijn de zogenoemde autoantistoffen.
Omdat ik steeds meer aan auto-immuniteit ging werken heb ik toen mijn laboratorium verhuisd naar de afdeling Reumatologie, waarbij ik ging werken aan ziekten als reuma en SLE.
Op een gegeven moment brak corona uit. Daardoor ben ik het onderzoek naar infectieziekten ingerold.
We hadden gevonden dat de ernst van ziekte voor een groot deel te maken heeft met de antistoffen die individuen maken. Bij long-covid patiënten kwam mijn onderzoek naar infectieziekten en auto-immuniteit bij elkaar.
Long-covid vond ik in eerste instantie iets nieuws, maar later realiseerde ik me dat we dit ziektebeeld eigenlijk al tientallen jaren kennen in de vorm van ME/CVS. Ik leerde daarna snel meer over ME/CVS.
2. Wat is je binding met ME/CVS?
Persoonlijk ken ik enkele mensen met ME/CVS in mijn omgeving. Een naast familielid kreeg ME/CVS na een virale infectie.
Ik had dat toentertijd nooit zo gelinkt aan de pathofysiologie (ziektemechanismen) die ik nu bestudeer. Die persoonlijke link is voor mij een extra motivatie naast de professionele belangstelling.
3. Hoe ben je betrokken geraakt bij of wat heeft je interesse gewekt voor biomedisch onderzoek naar ME/CVS
Mijn interesse was dus gewekt door long-covid met klachten die lijken op ME/CVS. Jos Bosch heeft me toen benaderd voor onderzoek in het NMCB consortium.
4. Wat voor beeld heb jij van ME/CVS? Heeft het traject tot nu toe invloed gehad op je inzichten?
Mijn beeld is wel veranderd. Ik zag eerder niet direct de raakvlakken van mijn vakgebied met ME/CVS. Met fibromyalgie had ik wel enige raakvlakken, omdat die regelmatig naar de afdeling Reumatologie worden verwezen. Maar pas met long-covid begon ik echt de connectie te leggen, omdat ik doorkreeg dat ME/CVS ook vaak optreedt na een infectie.
Long-covid lijkt dus niet echt iets nieuws, maar een ziektebeeld dat al veel langer bestaat. En misschien zullen we uiteindelijk deze ziektebeelden opnieuw moeten gaan indelen. De neiging in de medische wereld is om ziektes initieel in te delen naar symptomen.
Misschien moeten we in de toekomst daar anders naar kijken, namelijk categoriseren op basis van de oorzaak van de ziekte. Waarschijnlijk komen we dan uit op subgroepen van ME/CVS patiënten. En dat zal ook de behandeling uiteindelijk specifieker maken.
5. Wat houdt jouw onderzoek in? Waar richt het zich op?
Mijn onderzoek richt zich op de achtergrond van de afweerreactie. Het lichaam heeft de lastige taak om antistoffen te maken tegen de ziekteveroorzaker (”niet-zelf”) en niet tegen het eigen lichaam (“zelf”).
Maar een van de bijwerkingen die je hebt na infectie is dat je soms toch antistoffen maakt tegen “zelf”. Omdat de wanden van lichaamscellen door een infectie beschadigd zijn, komt de inhoud als het ware bloot te liggen. De afweercellen zien die inhoud als “niet-zelf”. Ze zien de eigen cellen als aanvaller, en zo ontstaat de auto-immuniteit.
Met long-covid patiënten hebben we dat kunnen testen. We hebben antistoffen van patiënten overgebracht naar muizen, waarna de muizen allerlei symptomen kregen. Omdat long-covid en ME/CVS veel op elkaar lijken, vermoeden we dat die auto-immuniteit ook bij ME/CVS een rol speelt.
6. Hoe heb je de doelgroep bepaald?
We wilden het liefst starten met een groep patiënten die andere onderzoekers ook bestuderen. Dan heb je namelijk zo veel mogelijk informatie beschikbaar van de patiënten, omdat iedereen weer aan een apart stukje van het menselijk lichaam werkt.
We werken daarom samen met Brent Appelman en Rob Wüst. Die zijn ook gestart met ME/CVS patiënten, waarbij ze stukjes spierweefsel voor en na inspanning hebben onderzocht, bloed hebben afgenomen, enzovoort.
Wij zullen bij dezelfde groep patiënten de autoantistoffen in kaart brengen, wat we dan weer kunnen koppelen aan de specifieke bevindingen van Brent en Rob.
7. Wat is de stand van zaken voor jouw onderzoek?
De promovenda start op 1 april, maar we zijn al sinds vorig jaar bezig om alle antistoffen van de patiënten in beeld te brengen, zodat we snel kunnen beginnen.
8. Wat is de reden dat je onderzoek doet op muizen?
Zelf ben ik geen voorstander van dierproeven. Maar ik zie vooralsnog geen andere mogelijkheid om het verband tussen oorzaak (autoantistoffen) en gevolg (ME/CVS symptomen) te testen.
Een mens is heel complex met allerlei systemen die invloed op elkaar hebben. Zaken als beweging, uithoudingsvermogen, en pijn kun je in een lab eigenlijk niet nabootsen.
We willen in de toekomst wel alternatieven voor dierproeven proberen op te zetten. We weten bijvoorbeeld dat long-covid- en ME/CVS-patiënten afwijkingen hebben in hun spierweefsel.
We gaan daarom kijken of we skeletspiervezels in het laboratorium kunnen kweken, en of ze verminderd functioneren in de context van ME/CVS. Ook willen we dat doen met neuronen (zenuwbanen).
Maar dat kost nog wel veel uitzoekwerk. Uiteindelijk zou dit grote voordelen kunnen opleveren, want je kunt veel makkelijker en meer gaan screenen per patiënt, zodat je per patiënt sneller kunt achterhalen wat er aan de hand is.
9. Wat is de gewenste opbrengst van je onderzoek? Wat zijn de doelen, wat is het belang daarvan voor de patiënten?
Als eerste willen we bepalen of auto-immuniteit de veroorzaker is van ME/CVS symptomen. We vermoeden dat wel. Vervolgens willen we achterhalen bij welke subgroepen van ME/CVS auto-immuniteit een rol speelt, want de ene patiënt is de andere niet.
Met de kennis die we vergaren hopen we nog meer te kunnen doen. Zo willen we de pathofysiologie (het ziektemechanisme) van ME/CVS proberen te ontrafelen, hoe de autoantistoffen nu precies de klachten veroorzaken.
Hopelijk biedt dit ook mogelijkheden om biomarkers voor ME/CVS te vinden, zodat we een objectieve diagnostische test kunnen maken. Dat zou meer houvast bieden dan de huidige diagnosecriteria.
Als je dat combineert met de uitkomsten van andere onderzoeken van het NMCB kom je misschien nog verder. Dat is het voordeel van het consortium. Je kunt verschillende biomarkers bij dezelfde patiëntengroep samenbrengen.
10. Op welke manier zijn patiëntvertegenwoordigers betrokken? In welke fasen hebben zij een rol? Welke rol is dat?
We hebben al drie of vier meetings gehad met patiënten-vertegenwoordigers. Ik heb een groep met 7 vertegenwoordigers. Ze hebben een verdeling gemaakt in front-end en back-end.
Ik heb vooral contact met de vertegenwoordigers van front-end. Soms gaat het over de inhoud (wat ga je doen?), soms gaat het over de klachten die ze zelf ervaren. Het kan ook gaan over onderwerpen of publicaties die in het nieuws zijn.
Ook heb ik “patient-led” onderzoek met hen besproken. Daarin komt naar voren welk onderzoek voor de patiënten heel belangrijk is. Daarbuiten heb ik ook contact met andere long-covid patiënten en ME/CVS patiënten.
We krijgen zo meer zicht hoe patiënten hier tegenaan kijken. Als voorbeeld: we hebben ook gesproken over symptomen die minder vaak gerapporteerd worden, maar die voor ons onderzoek naar de ziekte toch ook relevant zijn.
In eerder werk heb ik dit contact met patiënten nauwelijks gehad. Veel van onze kennis komt vooral vanuit wetenschappelijke kanalen zoals de wetenschappelijke literatuur. Patiënten vertellen toch weer andere dingen. Het is een waardevolle toevoeging.
11. Hoe gaan jullie ermee om als patiënten aangeven dat ze wel aan een bepaald onderzoek willen deelnemen maar dat hun gegevens of lichaamsmaterialen verder niet mogen worden gedeeld?
Dat is bij mijn onderzoek nog niet gebeurd. Maar patiënten moeten dat uiteraard zelf bepalen. Ze zijn verminderd belastbaar, dus het is al fijn dat ze willen meedoen.
12. Wil je nog iets toevoegen?
Ik ben zeer gecharmeerd van het idee van “patient-led” (patiëntgestuurd) onderzoek.
Voor veel onderzoekers is ME/CVS een nieuw ziektebeeld, en het onderzoeksveld is nog een beetje in de fase van oprichting. Je moet dus onderzoekers betrekken die nu nog in andere velden werkzaam zijn.
Zij kijken echter allemaal vanuit hun eigen expertise naar de problematiek, en daardoor missen ze mogelijk bepaalde zaken die voor de patiënt erg belangrijk zijn.
Er wordt bijvoorbeeld veel onderzoek gedaan naar fysieke PEM. Maar patiënten hoor ik zeggen: “Fysieke PEM kan ik vermijden. Maar wat ik niet kan vermijden is cognitieve PEM. Kunnen jullie daar geen onderzoek naar doen?”.
En daarom zou het goed zijn als de patiënten zelf met onderzoeks-ideeën komen, waar vervolgens wetenschappers bij gehaald worden met de passende expertise. Het zou geweldig zijn als dat lukt.
Door de nationale en internationale financiering van ME/CVS zijn we nu eigenlijk getuige van het ontstaan van een nieuw onderzoeksveld.
Hopelijk lukt het om dat een vaste plek te geven zodat onderzoekers hun carrière hieraan gaan wijden. Bijvoorbeeld onderzoeksafdelingen gericht op PAIS (post-acute infectieziekten).
Dit interview werd eerder gepubliceerd in de NMCB Special Lees ME 49 van juni 2024.
Informatie op de website van het NMCB
Informatie op de website van ZonMw